Exercice 2
Solutions
LES OPPOSÉS
Exercice 1
Appariez, par glisser-déposer, les mots de droite avec ceux de gauche!
jong
eerste
klein
dik
breed
lang
altijd
dikwijls
mooi
hoog
boven
blij
vroeg
snel
man
binnen
goed
begin
koud
veel
voor
vertrekken
leraar
meneer
jongen
oud
laatste
groot
dun
nauw
kort
nooit
soms
lelijk
laag
beneden
bedroefd
laat
traag
vrouw
buiten
slecht
einde
warm
weinig
tegen
aankomen
leerling
mevrouw
meisje