Mots-croisés: "ZICH VOORSTELLEN"
Cliquez sur un numéro dans la grille pour voir la définition correspondante.
Entrez le mot dans le box, puis cliquez sur "Valider ". Vous pouvez cliquer sur "Aide " pour obtenir un indice, mais vous perdrez des points !
Quand vous aurez fini le mots-croisés, cliquez sur " Correction " pour connaître votre résultat.
CONSEIL : Entrez les lettres en MAJUSCULES !
Correction
HORIZONTALEMENT :
3.
Leuven ... bij Brussel.
4.
Ik ... in een dorp.
7.
Ik hou van dieren. Ik heb een ...
9.
Ik ga nog naar ... . Ik ben leerling.
12.
Mijn naam is Wouters, en mijn ... is Tom.
13.
Waar ga jij ... school ?
15.
... heet Jeroen: dat is mijn voornaam.
16.
Lies is ... zus van Gert.
17.
Rocourt ligt ... Liège.
20.
Mijn zus gaat nog naar school. Ze is ...
21.
Ik kom uit België. Ik ben ...
23.
Rita is een ... van 13 jaar.
25.
Mijn vriend woont ... Antwerpen.
26.
Waar ligt ... ?
27.
Ik ... met de bus naar school.
30.
Mag ik me even ... ?
VERTICALEMENT :
1.
Ik heet Wouters en ... voornaam is Dirk.
2.
Brussel is een grote ...
3.
Ik ga nog naar school; ik ben nog ...
5.
Ik ben 12 jaar ...
6.
Heb je een broer of een ... ?
8.
Hoe heet je ? Wat is je ... ?
10.
Ik speel graag op mijn computer; dat is mijn ... !
11.
Waar ... je vandaan ?
12.
Ik heb veel ... : Ludo, Bart, Koen, Erik enz.
14.
François is een ... van 12 jaar.
17.
Sonia komt uit België; ze is dus ...
18.
Lies is de zus ... Tom.
19.
Tom Kramer is de ... van Lies Kramer.
22.
Ik kom ... België; ik ben Belg.
24.
Lies is 14 ... oud.
26.
Woon je in de stad of in een ... ?
28.
Ik ... van fietsen, tv-kijken en met vrienden spelen.
29.
Ik woon in ... klein dorp.