Winteruur

Winteruur Vandaag start het winteruur, dan wordt de klok één uur teruggedraaid. Drie uur 's nachts wordt dus twee uur 's nachts.
Eigenlijk is wintertijd de normale tijd. Maar omdat in de zomer de klok één uur wordt doorgedraaid om meer van het daglicht te kunnen genieten, worden alle klokken nu terug opnieuw juist gezet.
Winteruurevolutie
Iedere laatste zondag van oktober gaat de wintertijd in: het einde van de zomertijd. Als het wintertijd wordt gaat de klok in de nacht van zaterdag op zondag van 3 uur 's nachts naar 2 uur 's nachts, achteruit dus.
De wintertijd is eigenlijk de gewone tijd en duurt vijf maanden.

Bij overgang naar wintertijd schuift de daglichtperiode één uur op waardoor het 's ochtends eerder licht en 's avonds eerder donker wordt. Als de zomertijd ook in de winter zou gelden dan zou het rond de jaarwisseling pas rond 9 uur's ochtends licht worden.


JUIST of VERKEERD?

  1. Als het winteruur start wordt de klok één uur doorgedraaid.
    "Vandaag start het winteruur, dan wordt de klok één uur teruggedraaid."
  2. De verandering van tijd gebeurt om drie uur 's nachts.
    "Als het wintertijd wordt gaat de klok in de nacht van zaterdag op zondag van 3 uur 's nachts naar 2 uur 's nachts"
  3. De zomertijd is de normale tijd.
    "Eigenlijk is wintertijd de normale tijd."
  4. Als het winteruur start worden alle klokken terug opnieuw juist gezet.
    "Maar omdat in de zomer de klok één uur wordt doorgedraaid om meer van het daglicht te kunnen genieten, worden alle klokken nu terug opnieuw juist gezet."
  5. De wintertijd gaat iedere laatste zaterdag van oktober in.
    "Iedere laatste zondag van oktober gaat de wintertijd in ..."
  6. Als het wintertijd wordt gaat de klok één uur achteruit.
    "Als het wintertijd wordt gaat de klok ... van 3 uur 's nachts naar 2 uur 's nachts, achteruit dus."
  7. De wintertijd duurt vijf maanden.
    "De wintertijd ... duurt vijf maanden."
  8. Bij overgang naar wintertijd schuift de daglichtperiode één uur op.
    "Bij overgang naar wintertijd schuift de daglichtperiode één uur op ..."
  9. In de wintertijd wordt het 's ochtends later licht.
    "... waardoor het 's ochtends eerder licht en 's avonds eerder donker wordt."
  10. Als het zomeruur start wordt de klok één uur teruggedraaid.
    "Maar omdat in de zomer de klok één uur wordt doorgedraaid ..."