WOORDENSCHAT
behalve
sauf; excepté; hormis
besluiten [besloot, besloten]
décider
blijkbaar
apparament; manifestement
één of ander(e)
l'un(e) ou l'autre
Engelsman (de) (pl= Engelsen)
l'anglais (habitant)
dezelfde / hetzelfde
le/la/les même(s)
graven [groef, gegraven]
creuser
Hebreeër (de)
l'hébreu (habitant)
in de Middeleeuwen
au Moyen-Age
in de Renaissancetijd
pendant la Renaissance
linkervoet (de)
le pied gauche
midden op de weg
au milieu de la route
om welke reden ?
pour quelle raison ?
onverklaarbaar
inexplicable
op het kruispunt
au carrefour
rechterhand (de)
la main droite
reden (de) (pl= redenen)
la raison; le motif
regering (de)
le gouvernement
richting (de)
la direction; le sens
rijk (het)
le royaume; l'empire
schijnen [scheen, geschenen]
sembler; paraître
uitstappen
descendre (d'un véhicule)
verbinden [verbond, verbonden]
relier
verkeersbord (het)
le panneau de signalisation
verkeerslicht (het)
le feu de signalisation
waarschijnlijk
vraisemblablement; probablement
wijzer (de)
l'aiguille (d'une horloge)
zich afvragen [vroeg, gevraagd]
se demander