☆ Kruiswoordraadsel - De familie ☆

1 De vader en de moeder van de kinderen.
6 Dan moet je veel lachen.
7 De naam van je familie.
8 Als een moeder een jongen heeft gekregen.
9 De schoonbroer.
11 De moeder van je man.
12 Zo noem je de zoon van je dochter.
16 Wanneer iets niet oud is.
18 Zo noem je de dochter van je zoon.
19 De dochter van de oom.
21 Iemand die veel ideeën heeft.
22 De man van je dochter.
23 De naam die je ouders kiezen.
24 De zoon van de tante.
25 Dat ben je als je gelooft. (in Jesus)
26 Kleindochters en kleinzonen van de grootouders.
27 Als je bij iemand gaat slapen.

1 De vader van je vader of je moeder.
2 De zus van je vrouw.
3 De vader van je vrouw.
4 De moeder van één van je ouders.
5 Als je iemand heel graag mag.
6 Als je bij iemand anders thuis komt.
10 Dat doe je in je eigen huis.
11 De vrouw van je zoon.
13 Ben je uit geboren.
14 De zus van je moeder.
15 Je geeft iemand een hand als hij of zij jarig is.
17 De broer van jouw vader.
20 Het meisje van de ouders.
23 Is getrouwd met je moeder.