B: ... en dan de tweede straat links.
A: Weet u waar de Vermeerweg is?
A: Dank u wel, meneer.
B: ... dan bij de volgende kruising weer rechts...
B: ... bij de stoplichten gaat u rechtsaf...
A: Pardon meneer, mag ik u iets vragen?
B: Ehmmm, even kijken...
B: Graag gedaan.
B: ... u moet hier rechtdoor...
B: Ja, hoor.
B: Alstublieft!
B: Nee, dat was het.
A: Heeft u er 10 cent bij?
A: 4,10 EURO.
A: Mag het ietsje meer zijn?
B: Nee, sorry. Ik heb helemaal geen kleingeld.
A: Kijkt u eens!
A: Anders nog iets?
B: Mag ik een kilo tomaten?
A: Zegt u het maar!
B: Ja, hoor.
B: Hoeveel is het?
A: Prima. Waar? Bij café Helmers?
A: Goed! Hoe laat spreken we af?
B: Goed. Afgesproken.
A: Zal ik kaartjes reserveren?
B: Even kijken ... ja, dan kan ik wel.
B: Nee, sorry, morgenavond kan ik niet.
B: Ja, leuk! Wanneer?
B: Ja, doe jij dat maar.
A: Heb je zin om naar de film te gaan?
A: Die nieuwe film van Paul Verhoeven.
B: Welke film?
A: Zaterdagavond dan misschien?
A: Morgenavond?
B: Om 8 uur?
Katja: Kun je vragen of ze me terugbelt?
Katja: Ja hoor, prima. En met jou?
Kees : Ik zal even kijken. Momentje ...
Kees : Met Kees Vermeulen, goedenavond.
Katja: Goed, bedankt.
Kees : Ha, dag Katja. Alles goed?
Kees : Ik zal het doorgeven.
Kees : Graag gedaan hoor. Dag Katja.
Katja: Goedenavond, met Katja.
Katja: Weet je ook hoe laat ze thuis is?
Katja: Ik ben tot twaalf uur wakker.
Kees : Ik heb geen idee.
Kees : Ja, dat is goed.
Katja: Tot ziens, Kees!
Katja: Zeg, is Ineke er ook?
Kees : Uitstekend!
Kees : ... nee, het spijt me, Ineke is net weg.
B: Ja, ik heb een zoon en een dochter.
B: Ik ben Nederlander.
B: 1016 XS
B: Ja, S-M-I-T-S .
A: Eerste vraag ... Wat is uw naam?
A: Dank u wel. Wat is uw adres?
B: Ik ben autoverkoper.
A: Heeft u kinderen?
A: Kunt u uw achternaam voor mij spellen?
A: En laatste vraag ... Wat is uw nationaliteit?
B: Vermeerstraat 12, Amsterdam.
B: Smits, Karel Anton Smits.
A: En de postcode?
A: Bent u getrouwd?
B: Ik ben geboren op 20 augustus 1976.
A: Wat is uw beroep?
B: Ja.
A: Wanneer bent u geboren?